Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, [9]beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde; [en wat geschied is] van [10]Sittim af tot [11]Gilgal toe, opdat gij de [12]gerechtigheden des HEEREN kent. 9. Hoe hij met alle middelen mijn vloek over u zocht te brengen, en hoe Ik dien in zulk een heerlijken zegen veranderde. Zie Num.22:5, en Num.23:7, en Num.24:1,14; Deut.23:4,5; Joz.24:9,10; Openb.2:14. 10. Waar gij zo schandelijk hoereerdet met den Baal=Peor, Num.25:. 11. Waar Ik, volgens mijne beloften, u, niettegenstaande uw veelvoudige ondankbaarheid, droogvoets door de Jordaan geleid en in het beloofde land gebracht hebbende, mijn verbond als opnieuw met u bevestigd heb door de besnijdenis. Zie Joz.3: en Joz.5:2. 12. Dat is, de rechtvaardige daden, die de Heere voor u gedaan heeft tegen uwe vijanden, verlenende u die heerlijke overwinningen, van de koningen der Midianieten, idem Dihon en Og. Zie Num.31:7,8; Deut.2:33, en Deut.3:3. Sommigen verstaan door de gerechtigheden des Heeren zijn grote getrouwheid in het houden zijner beloften, of zijn oneindige barmhartigheid. verg. Richt.5:11; 1 Sam.12:7; Dan.9:16, met de aantekening.